Kaaskraam
‘Hebben we een rij dan?’
Haar toon is verontwaardigd. Non-verbaal wordt zij ondersteund door haar man die haar bijstaat met demonstratief voor de borst samengevouwen handen en die vanwege zijn lengte op iedereen neerkijkend goedkeurend knikt, alsof hij wil zeggen:
‘Zo is het maar net.’
Zijn lengte heeft zij niet nodig om neerbuigend over te komen.
‘Ik zie geen rij, dat is voor mij een feit.’
De jongeman naast mij, geduldig al wat langer wachtend voor de door de kaasboer getrokken lijnen, heeft geen zin in gedoe. Hij kijkt mij meewarig aan, met zijn blik op zoek naar wederzijds begrip. Ook ik heb lafhartig geen zin om uit te leggen dat er diverse interpretaties mogelijk zijn over wat je onder een rij kunt verstaan.
De kaasboer laat het er echter niet bij zitten.
‘Mevrouw, u zult begrijpen dat ik mijn klanten niet het kaas van het brood laat eten.
Doe mij een plezier. Als u even wacht, bent u zo aan de beurt.‘
‘De kaas van het brood eten? U heeft er duidelijk geen kaas van gegeten’, kaatst zij gevat terug, dat moet ik haar nageven.
‘Maar goed, ik koop mijn kaas wel ergens anders’, vervolgt zij en geeft haar man een subtiel knikje.
Zelden een man zo snel van houding zien veranderen. Het ontbreekt er nog maar aan dat hij op commando salueert.
Zonder verder iemand nog een blik waardig te keuren, verlaten zij de kraam.
‘Ach meneer, Ieder kaasje heeft zijn gaatje. Dat zijn wel weer genoeg spreekwoorden voor vandaag. Wat mag het zijn?’
Onverstoorbaar glimlachend stelt de kaasboer zijn klant op het gemak.
Om je heen kijken. Even op je beurt wachten. Je verplaatsen in de ander.
Tot je door laten dringen wat je denkt en voelt, en selectief zijn in wat je zegt en doet.
Je mening soms gewoon voor je houden, ook wel aangeduid met de term selectieve authenticiteit.
Je zou bijna denken dat als dit ontbreekt dat eigenlijk de ziekte is van deze tijd.