Voorstraat 125 | Mijn moeder
22118
post-template-default,single,single-post,postid-22118,single-format-standard,ajax_fade,page_not_loaded,,select-theme-ver-3.4,wpb-js-composer js-comp-ver-4.12.1,vc_responsive
 

Mijn moeder

Mijn moeder

Bij mijn schildercursus werkten we aan het thema het verborgene. De illustratie bij deze column toont mijn verbeelding. Ik denk aan mijn moeder, die vindt dat ze niet meer in deze tijd past.
Over verborgen gesproken.

Via het altijd openstaande hekje loop je via de betegelde tuin naar de achterdeur. Die is altijd open. Mijn moeder is goed van vertrouwen. Door de deurraampjes naar binnenkijkend, zie ik mijn moeder zitten op haar vaste plek. Soms heeft ze haar ogen dicht, vaak zat is ze met breipennen in de weer. Mijn kinderen hebben onlangs nog vers gebreide hippe sokken opgehaald. Ze beseffen gelukkig hoe bijzonder hun oma is. Ze komt overeind. Na de begroeting is het al snel: Wat zal het zijn, koffie of thee? En dan begint ze volop te praten. ‘Het is een drukke dag. Stien kwam langs, Gerie kwam schoonmaken, d’r kwam een man van tafeltje-dek-je. Je kunt niet meer gewoon betalen. Hij moest een bankrekeningnummer. Ja, dat weet ik niet, zei ik. Dan moet je Aart bellen. En net stond er nog iemand met een collectebus voor de deur. Robert komt straks met een timmerman langs voor het tuinhuisje. Het zal mei worden als het komt. Ik mis het wel. Ze komen met z’n tweeën om dat neer te zetten. Ik maak dan pannenkoeken, dat lusten ze wel. Alle spullen staan nu in de schuur. Daar, ze wijst, ligt ook nog wat. Een verroeste koffiemolen, die is nog van tante Dien geweest. Wat moet ik ermee? Er komt een tweedehandswinkel hier op de Middelweg, daar breng ik straks alles wat over is naar toe. Ik heb nog één appelflap, zal ik die doormidden snijden? Je neemt toch wel wat!’

Het ameublement staat vol fotolijstjes en wordt verder in beslag genomen door haar verzameling poppen, aangekleed met zelf gemaakte kleertjes. Het salontafeltje is afgeladen: een schaaltje met snoep, spekkies; een onlangs gekregen ingelijste foto leunt tegen een bloemenvaas, een leesboek (Bruidspaar in de mist), de kerkbode, een puzzelwoordenboek.

Mijn moeder is 98. Ze woont zelfstandig. ’s Morgens komt er iemand van de thuishulp helpen met aankleden. Maar ja, die zijn soms zo laat, pas om negen uur, dan heeft ze dat zelf al gedaan. Of juist vroeg, zes uur al. Dan is de dag wel erg lang. Dat is toch geen tijd. Haar wereld is klein. De huiskamer met aan de voorkant een doodlopende straat en aan de achterkant de tuin met een prieel. Haar buurman aan de ene kant heeft ze overleefd, met hem zat ze ooit in dezelfde klas op de lagere school. De buurvrouw is dement. Hun lichtelijk verstandelijk gehandicapte dochter bestiert het huishouden. De buurvrouw aan de andere kant komt elke woensdagavond op bezoek. Mijn schoonzus doet de boodschappen, mijn zussen komen een keer per week op bezoek.

Zet mijn moeder op haar praatstoel en de wereld van vroeger komt tot leven met ‘Bel bel’ wat zoveel betekent als ‘Het is toch wat’ als standaarduitdrukking. Als je wat vraagt, moet je hard praten. Haar gehoorapparaat hoort het niet altijd. Bij mijn moeder kom je tot rust, de tijd staat even stil. Het is een wereld die niet meer lijkt te bestaan. Tegenwoordig drinkt mijn moeder ’s avonds een bessenwijntje. De wonderen zijn de wereld nog niet uit.